In de media
Ahmed Marcouch: "Vecht voor je Hollandse droom'
‘Vecht voor je Hollandse Droom'
Het is de week van het Marokkaanse PvdA-kamerlid en voormalig Slotervaart-voorzitter Ahmed Marcouch (41). Morgen wordt zijn boek ‘Mijn Hollandse droom’ door Wouter Bos gepresenteerd in Amsterdam. Het zijn optimistische memoires en een kritisch betoog in één, over hoe hij het als Marokkaanse immigrant in Nederland wél gemaakt heeft. ,,Ik erger me aan wie zijn kansen niet grijpt.”
DOOR JONA DEKKER
Als de verslaggever binnenkomt in Brasserie ’t Siertje in de Amsterdamse wijk Slotervaart, is Ahmed Marcouch nog druk in gesprek met een donkerharige vrouw - in Berbers of Arabisch. Even later wordt hij herkend door een man die in plat Amsterdams bij hem komt klagen over fietsers op de stoep. Een ander komt hem vriendelijk de hand schudden. ,,Lang niet gezien”, zegt de man. ,,Tja, Den Haag, hé”, antwoordt Marcouch. De PvdA’er mag dan sinds vorige week in de Tweede Kamer zitten, in de wijk waar hij tot voor kort stadsdeelvoorzitter was en waar hij nog steeds woont, zijn ze hem duidelijk niet vergeten.
Het was Ahmed Marcouch die in 2006 opzien baarde toen hij als politiek onervaren, voormalig politieagent aantrad als bestuurder van het Amsterdamse stadsdeel. Hier – zo schrijft hij in zijn boek Mijn Hollandse droom – was de radicale islam een ,,populaire jeugdcultuur” was, hier ontspoorden Mohammed B. en Samir A.. Stadsdeelvoorzitter Marcouch kreeg gelijk landelijke bekendheid met zijn uitspraken dat het ‘vijf voor twaalf’ was in het stadsdeel en later vanwege zijn plannen ‘lokhomo’s’ en ‘lokjoden’ in te zetten.
,,Ik zie hier in Slotervaart dat er zeker veel verbeterd is”, zegt Marcouch. ,,Ik heb hier stevig ingezet op veiligheid. Grenzen gesteld, aangedrongen op agenten ingezet die Hassan van Houssain kunnen onderscheiden, criminelen bij hun naam te noemen en ze ook te laten vervolgen, en geen lange verhalen over hoe het allemaal zo gekomen is.”
In Mijn Hollandse Droom beschrijft Marcouch wel hoe híj zo gekomen is. Het leest als een op zijn eigen ervaringen gebaseerd pleidooi over hoe we integratieproblemen en radicaliserende jongeren anders kunnen aanpakken in Nederland.
Marcouch’ eigen geschiedenis is een klassiek verhaal: hij schopte het van krantenjongen tot politicus. Of eigenlijk: van een arm jongetje uit een Berbers dorp zonder electriciteit, dat plastic zakjes op de markt verkocht om zakgeld te verdienen, tot Tweede Kamerlid. In Mijn Hollandse droom beschrijft hij hoe hij op zijn tiende ,,in de teletijdmachine” stapte, oftewel in het vliegtuig, om twee uur later in een totaal andere wereld te staan, en welk effect dat op hem had. ,,Stel je een pretpark voor. Dat is het beeld dat ik had van Nederland. De aankomst was een enorme cultuurshock.”
Hij kon niet lezen en schrijven, maar door zijn uiterste best te doen op school, haalde hij de lts. Op zijn achttiende – of eigenlijk zestiende, want hij kreeg in Marokko de geboortepapieren van zijn oudere, overleden broertje – schreef hij met een BIC-pen een brief aan de Koningin met de vraag of hij Nederlander mocht worden. ,,Ik besefte dat ik afstand deed van mijn Marokkaanse nationaliteit. Maar ik wist gewoon dat ik hier ging blijven. Misschien is dat wel de factor geweest waardoor ik me hier heb kunnen ontwikkelen. Ik was niet bezig met daar.” Marcouch stapelde opleiding op opleiding, was krantenjongen, schoonmaker, werd na twee keer solliciteren toegelaten tot een politieopleiding, waarna hij als agent in Amsterdam-Oost opviel door zijn doortastende aanpak van probleemjongeren. ,,Ik was op mijn toekomst hier gericht. Heb alles altijd zo goed mogelijk gedaan. Terwijl veel van mijn generatiegenoten een Mercedes en een stuk grond in Marokko kochten.” Hij heeft geen kritiek op landgenoten die terug naar Marokko willen. ,,Maar het is wel een ramp als het betekent dat je passief bent, als niet bijdraagt aan de samenleving. Ik erger me wel aan Marokkanen die hun kansen hier hebben laten liggen.”
Hij beschrijft in zijn boek een fase die hij ‘Mijn radicale periode’ noemt, waarin hij zijn geloof onderzocht en afhankelijk was van geïmporteerde, radicaal-ideologische literatuur, omdat in Nederland niets voorhanden was. ,,De behoefte en gedrevenheid bij mij kwamen vooral voort vanuit de innerlijke drang een goed moslim te zijn, en dat stond gelijk aan een goed mens zijn”, schrijft hij. Marcouch pleit voor beter godsdienstonderwijs en docenten die leerlingen leren kritisch en nieuwsgierig te zijn en vragen te stellen, ook over hun geloof. Hij concludeert dat radicale jongeren vaak handelen uit goede intenties en lang niet altijd gewelddadig zijn. ,,Ze hebben veel kracht en energie in zich. (...) De vraag is echter: hoe kun je de energie van jongeren nu zodanig in goede banen leiden dat deze ten goede komt aan de samenleving?”, zo schrijft hij aan hulpverleners, aan de politie, de politiek.
Maar vaak richt Marcouch zich in zijn boek op Marokkaanse jongeren zelf. ,,Logisch, gezien mijn achtergrond. Hun verhaal is immers mijn verhaal.” Als je hard werkt, kun je het ook als Marokkaan er schoppen in Nederland, is de ‘Yes we can’-achtige boodschap. ,,Ik wil met mijn boek aangeven dat je juist met je eigenheid, of je nu moslim, Marokkaan of Nederlander bent, je burgerschap vorm kunt geven. Je moet nergens op wachten, je moet erop af. De hindernissen die je niet kunt nemen, moet je leren nemen. Als je blijft vechten voor je droom, dan is de Hollandse droom een reëele droom.”
Spits, 3 november 2010 - Jona Dekker
AhmedMarcouch-2012A.jpg